-
1 charge
n. prijs; verantwoordelijkheid; lading; beschuldiging--------v. rekenen (ook bij een betaling); gebieden; beginnen; opladen (ook van geweer); declarerencharge1[ tsja:dzj]3 prijs ⇒ kost(en), schuld4 iets/iemand waarvoor men verantwoordelijk is ⇒ pupil, beschermeling♦voorbeelden:face a charge of theft • terechtstaan wegens diefstalarrest someone on a charge of murder • iemand arresteren op beschuldiging van moord1 zorg ⇒ hoede, leiding♦voorbeelden:I've got charge of this class • ik heb de leiding in deze klastake charge of • de leiding nemen over, zich belasten metin charge of • verantwoordelijk voorin/under the charge of • onder de hoede van————————charge22 opladen ⇒ laden, vullen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bevelen ⇒ opdragen, instrueren♦voorbeelden:charge something (up) to/against one's account • iets op zijn rekening laten schrijven -
2 fire
n. vuur; brand; brandstichting; vreugdevuur; enthousiasme; schittering; passie--------v. ontslaan; aansteken; vuren; lossen; bakken; aanwakkeren; glinsterenfire1[ fajjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 be full of fire • vol vuur/enthousiast zijnblow (up) a fire • een vuur aanblazencatch fire • vlam vattenlay a fire • een vuur aanleggenlight/make a fire • een vuur aanstekenmake up a fire • een vuur opstokenfight fire with fire • vuur met vuur bestrijdenset on fire, set fire to • in brand stekencease/open fire • het vuur staken/openen4 light the fire • de haard/kachel aanstekengo through fire and water • door het vuur gaan, alle gevaren trotserenplay with fire • met vuur spelenfire! • brand!————————fire2♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 oil-fired furnace • olie/petroleumkachelfire off a speech • een speech afstekenfire at/(up)on something • op iets schieten♦voorbeelden:it fired him with enthusiasm • het zette hem in vuur en vlam¶ fire up • bezielen, stimuleren -
3 shock
n. schok; opschudding; electrische schok; bos; bos (haar)--------v. schok geven; aanstoot geven; schokken; een schok geven (electriciteit; hokken (schoven graan)shock1[ sjok]♦voorbeelden:1 schok ⇒ schrik, (onaangename) verrassing♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————shock21 schokken ⇒ choqueren, laten schrikken♦voorbeelden: -
4 powerhouse
n. elektrische centralepowerhouse -
5 armature
n. hard omhulsel, schelp, dop, schaal, schulp, rugschild (ook in de biologie); armatuur (van een elektrische motor)[ a:mətsjə] -
6 battery
n. batterij; accu; aanval[ bætrie] 〈meervoud: batteries〉♦voorbeelden:a battery of specialists • een heel legertje specialisten -
7 contact
n. contact; aanraking; invloedrijk persoon die tussenpersonen kan helpen; natuurlijke verbintenis; (Geneeskunde) iemand die kortgeleden in conract is geweest met een besmettelijke ziekte; (Elektriciteit) verbinding van elektrische geleiders die stroom controleren--------v. contact opnemen; opbellencontact1[ kontækt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 contact(persoon) ⇒ verbindingsman, connectie; 〈 medicijnen, geneeskunde〉 potentiële smetstof/ziektekiemdrager————————contact2〈 werkwoord〉1 in contact/verbinding brengen ⇒ een contact leggen tussen -
8 discharge
n. (het) lossen; uitlaat; vrijlating; schuld afbetalen; schot--------v. vracht lossen; uitwerpen, uitscheiden; bevrijden; verwijderen; sturen, wegsturen; schietendischarge1[ distsja:dzj]1 bewijs van kwijting/ontslag1 lossing ⇒ ontlading, het uitladen4 kwijting ⇒ aflossing, vervulling♦voorbeelden:a purulent discharge • een etterige afscheidingthe discharge of one's duties • het vervullen van zijn plicht————————discharge2[ distsja:dzj]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ontladen ⇒ uitladen, lossen2 afvuren ⇒ afschieten, lossen4 wegsturen ⇒ ontslaan, ontheffen van; 〈 leger〉 pasporteren; 〈 juridisch〉 vrijspreken, in vrijheid stellen5 uitstorten ⇒ uitstoten, afgeven6 vervullen ⇒ voldoen, zich kwijten van♦voorbeelden:discharge the jury • de jury van zijn plichten ontslaandischarge a patient • een patiënt ontslaandischarge a sailor • een zeeman afmonsterendischarge someone from service • iemand uit de dienst ontslaandischarge oaths/screams • vloeken/kreten uitstotendischarge one's debts • zijn schulden voldoendischarge one's duties • zijn taak vervullen -
9 electrolysis
n. elektrolyse, elektrische afscheiding[ illektrollissis] 〈meervoud: electrolyses [-sie:z]〉 〈scheikunde; ook medicijnen, geneeskunde〉 -
10 galvanize
-
11 magic
adj. magisch, toverachtig, wonderlijk--------n. toverkunst, toverij; wondermagic1[ mædzjik] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————magic2〈bijvoeglijk naamwoord; magically〉♦voorbeelden:magic lantern • toverlantaarnmagic square • magisch vierkant, magisch kwadraatmagic! • fantastisch!, geweldig! -
12 screen
n. scherm; koorhek; afscheiding; doek; vermomming; schild; vitrage; korf--------v. afschermen, afschutten, beschermen, dekken (soldaat); verbergen, camoufleren; doorlichten, screenen; vertonen; verfilmenscreen1[ skrie:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 doek ⇒ projectiescherm; beeldscherm5 hor♦voorbeelden:under screen of night • onder dekking van de nacht————————screen2II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 zeven5 doorlichten ⇒ op geschiktheid testen, screenen♦voorbeelden:screen out the light • het licht buiten houdenscreen someone from something • iemand voor iets behoeden -
13 torpedo
n. torpedo (raket van boot of onderzeevaarder die weggeschoten wordt en die zich door water begeeft; (Zoölogie) sidderrog, vis met elektronische organen en in staat elektrische schokken met die organen te geven en met vergrote borstvinnen (leeft in tropische en gematigde zeeën)--------v. torpederentorpedo1[ to:pie:doo] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: torpedoes〉1 torpedo————————torpedo2〈 werkwoord〉 〈 ook figuurlijk〉
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский